25 Toen de tempel van de Heer af was, bracht Salomo drie keer per jaar brand-offers en dank-offers op het altaar dat hij voor de Heer had gebouwd. Ook bracht hij wierook-offers.
26 Aan de Rietzee, in Ezeon-Geber bij Elot in het land Edom, liet koning Salomo een vloot bouwen.
27 Koning Hiram stuurde ervaren zeelui uit zijn eigen land als bemanning voor die vloot. Zij zouden met de zeelui van Salomo meegaan.
28 Deze schepen voeren naar Ofir en brachten vandaar 420 talenten goud [ (12.600 kilo) ] mee voor koning Salomo.