16 Heer God, al deze rijkdom die wij hebben verzameld om voor U een tempel te bouwen, is van U. Alles is van U.
17 Ik weet, mijn God, dat U er blij mee bent als iemand van U houdt. Ik heb U dit gegeven omdat ik van U houd. En ik ben blij te zien dat de anderen die hier zijn, U ook geschenken hebben gegeven.
18 Heer, God van onze voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, wilt U ons helpen om altijd zo te blijven, om altijd zoveel van U te houden.
19 Help ook mijn zoon Salomo om altijd van U te houden. Want dan zal hij zich aan al uw wetten en leefregels houden. En dan zal hij de tempel bouwen die ik ontworpen heb."
20 Daarna zei David tegen iedereen die daar was: "Prijs nu jullie Heer God!" Toen prezen ze allemaal de Heer, de God van hun voorvaders. Ze knielden neer voor de Heer en de koning.
21 De volgende dag brachten ze offers aan de Heer: 1000 stieren, 1000 geiten en 1000 schapen, met alle wijn-offers die daarbij horen. Ook werden er heel veel dieren geslacht voor dank-offers.
22 Ze aten en dronken en vierden uitbundig feest voor de Heer. Ze zalfden Salomo, de zoon van David, opnieuw tot koning. Zadok werd gezalfd tot priester.