21 De volgende dag brachten ze offers aan de Heer: 1000 stieren, 1000 geiten en 1000 schapen, met alle wijn-offers die daarbij horen. Ook werden er heel veel dieren geslacht voor dank-offers.
22 Ze aten en dronken en vierden uitbundig feest voor de Heer. Ze zalfden Salomo, de zoon van David, opnieuw tot koning. Zadok werd gezalfd tot priester.
23 En Salomo ging op de troon van de Heer zitten en werd koning in de plaats van zijn vader David. Hij was een heel goed koning en heel Israël gehoorzaamde hem.
24 Alle aanvoerders van het leger, de helden en alle zonen van koning David beloofden koning Salomo dat ze hem trouw zouden zijn.
25 Heel Israël bewonderde Salomo als koning. De Heer maakte hem rijker dan de koningen van Israël die vóór hem over Israël geregeerd hadden.
26 Zo heeft David, de zoon van Isaï, geregeerd over heel Israël.
27 In totaal heeft hij 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron regeerde hij zeven jaar, in Jeruzalem 33 jaar.