23 En Salomo ging op de troon van de Heer zitten en werd koning in de plaats van zijn vader David. Hij was een heel goed koning en heel Israël gehoorzaamde hem.
24 Alle aanvoerders van het leger, de helden en alle zonen van koning David beloofden koning Salomo dat ze hem trouw zouden zijn.
25 Heel Israël bewonderde Salomo als koning. De Heer maakte hem rijker dan de koningen van Israël die vóór hem over Israël geregeerd hadden.
26 Zo heeft David, de zoon van Isaï, geregeerd over heel Israël.
27 In totaal heeft hij 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron regeerde hij zeven jaar, in Jeruzalem 33 jaar.
28 Hij stierf toen hij heel oud was. Hij was rijk en beroemd geworden. Na hem werd zijn zoon Salomo koning van Israël.
29 Alles wat koning David heeft gedaan, aan het begin van zijn regering en later, staat opgeschreven in de boeken van de profeten Samuel, Natan en Gad.