13 Toen raapte hij de mantel op die Elia had laten vallen. Hij liep ermee terug naar de Jordaan en ging bij het water staan.
14 Hij sloeg met Elia's mantel op het water en riep: "Waar is de Heer, de God van Elia? Waar is Hij?" En het water verdeelde zich in tweeën, zodat Elisa kon oversteken.
15 De profeten van Jericho stonden op een afstand te kijken en zagen het. Ze zeiden: "De Geest die op Elia was, is nu op Elisa!" Ze liepen naar hem toe en bogen diep voor hem.
16 Ze vroegen hem: "We zijn hier met 50 flinke mannen. Zullen we Elia voor u gaan zoeken? Misschien heeft de Geest van de Heer hem meegenomen en hem ergens op een berg of in een dal neergeworpen."
17 Maar hij zei: "Nee, dat hoeft niet." Maar ze bleven zó bij hem aandringen, dat hij niet langer kon weigeren. Toen zei hij: "Ga dan maar." Toen gingen de 50 mannen Elia zoeken. Ze zochten drie dagen lang, maar vonden hem niet.
18 Elisa was in Jericho gebleven. Toen ze bij hem terugkwamen, zei hij tegen hen: "Ik had jullie toch gezegd dat jullie niet moesten gaan zoeken?"
19 De bewoners van Jericho zeiden tegen Elisa: "Heer, zoals u ziet ligt onze stad goed. Maar het water is slecht. De jonge dieren die geboren worden, zijn niet gezond en we hebben altijd slechte oogsten."