2 Elia zei tegen Elisa: "Blijf alsjeblieft hier, want de Heer stuurt me naar Bet-El." Maar Elisa zei: "Ik zweer bij de Heer en bij u dat ik bij u zal blijven." Zo gingen ze naar Bet-El.
3 De profeten van Bet-El kwamen naar Elisa toe en vroegen hem: "Weet je wel dat de Heer vandaag Elia zal ophalen?" Hij zei: "Ik weet het. Zeg er maar niets meer over."
4 Elia zei tegen hem: "Elisa, blijf alsjeblieft hier, want de Heer stuurt me naar Jericho." Maar Elisa zei: "Ik zweer bij de Heer en bij u dat ik bij u zal blijven." Zo kwamen ze bij Jericho.
5 De profeten van Jericho kwamen naar Elisa toe en vroegen hem: "Weet je wel dat de Heer vandaag Elia zal ophalen?" Hij zei: "Ik weet het. Zeg er maar niets meer over."
6 Elia zei tegen hem: "Elisa, blijf alsjeblieft hier, want de Heer stuurt me naar de Jordaan." Maar Elisa zei: "Ik zweer bij de Heer en bij u dat ik bij u zal blijven." Zo gingen ze samen verder.
7 Er waren ook 50 profeten bij hen. Maar toen ze bij de Jordaan kwamen, bleven zij op een afstand van Elia en Elisa staan. Zo stonden Elia en Elisa daar samen bij de Jordaan.
8 Elia nam zijn mantel, rolde hem op en sloeg ermee op het water. Het water verdeelde zich in tweeën, zodat ze samen over het droge konden oversteken.