1 Toen Josafat 18 jaar koning van Juda was, werd Joram, de zoon van Achab, koning van Israël. Hij regeerde 12 jaar in Samaria.
2 Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Maar hij was niet zo slecht als zijn vader en moeder. Hij liet het beeld van Baäl dat zijn vader had neergezet, weghalen.
3 Maar verder deed hij dezelfde slechte dingen als Jerobeam, de zoon van Nebat, aan Israël had geleerd.
4 Koning Mesa van Moab was schapenfokker. Hij betaalde aan de koning van Israël belasting. Die belasting bestond uit 100.000 lammetjes en 100.000 schapen plus de wol daarvan.
5 Maar toen Achab was gestorven, kwam de koning van Moab in opstand tegen de koning van Israël.