2 Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Maar hij was niet zo slecht als zijn vader en moeder. Hij liet het beeld van Baäl dat zijn vader had neergezet, weghalen.
3 Maar verder deed hij dezelfde slechte dingen als Jerobeam, de zoon van Nebat, aan Israël had geleerd.
4 Koning Mesa van Moab was schapenfokker. Hij betaalde aan de koning van Israël belasting. Die belasting bestond uit 100.000 lammetjes en 100.000 schapen plus de wol daarvan.
5 Maar toen Achab was gestorven, kwam de koning van Moab in opstand tegen de koning van Israël.
6 Daarom riep koning Joram zijn hele leger bij elkaar.
7 En hij liet aan koning Josafat van Juda vragen: "De koning van Moab is tegen mij in opstand gekomen. Wilt u mij helpen in de oorlog tegen Moab?" Josafat antwoordde: "Ik zal meegaan. Ik, mijn leger en mijn paarden staan voor u klaar.
8 Over welke weg wilt u tegen hem optrekken? Hij antwoordde: "Over de weg naar de woestijn van Edom."