16 Elisa zei tegen haar: "Over precies een jaar zul je een zoon hebben." Ze antwoordde: "Nee, heer, lieg alstublieft niet tegen me!"
17 Maar ze raakte in verwachting en kreeg een zoon, precies een jaar nadat Elisa het tegen haar had gezegd.
18 Toen de jongen groot was geworden, ging hij op een keer naar zijn vader, die aan het maaien was.
19 En hij zei tegen zijn vader: "Au, au, mijn hoofd! mijn hoofd!" De vader zei tegen zijn knecht: "Draag hem naar zijn moeder."
20 De knecht droeg hem naar zijn moeder. Tot aan de middag zat de jongen bij haar op schoot. Toen stierf hij.
21 Ze ging naar boven, legde hem op het bed van de profeet en deed de deur op slot. Daarna ging ze naar buiten.
22 Ze riep haar man en zei tegen hem: "Laat één van de knechten mij op een ezel snel naar de profeet brengen. Ik kom gelijk weer terug."