19 Daarom stuurde de Heer profeten. Zij waarschuwden de mensen dat ze de Heer weer moesten gaan dienen. Maar de mensen wilden niet luisteren.
20 Toen kwam Gods Geest over Zacharia, de zoon van de priester Jojada. Hij was een leider van het volk. Hij zei tegen de leiders: "Dit zegt God: Waarom zijn jullie ongehoorzaam aan de wetten van de Heer? Omdat jullie Hem niet gehoorzaam zijn, zal het niet goed met jullie gaan. Jullie hebben de Heer verlaten. Daarom zal de Heer jullie óók verlaten."
21 Maar de leiders smeedden een samenzwering tegen hem. Op bevel van de koning werd Zacharia met stenen doodgegooid op het buitenplein van de tempel van de Heer.
22 Koning Joas was niet dankbaar voor wat Zacharia's vader Jojada allemaal voor hem had gedaan, maar doodde Jojada's zoon. Toen Zacharia stierf, zei hij: "De Heer ziet het. Hij zal jullie hiervoor straffen!"
23 Daarom werd Juda in het voorjaar van het volgende jaar aangevallen door het leger van Aram. De Arameeërs veroverden Jeruzalem en doodden alle leiders van het volk. De buit stuurden ze naar de koning van Aram in Damaskus.
24 Het leger van Aram was niet groot. Maar toch zorgde de Heer ervoor dat het leger van Aram het veel grotere leger van Juda kon verslaan. Zo gebruikte Hij Aram om koning Joas en de Judeeërs ervoor te straffen, dat ze de Heer, de God van hun voorouders, hadden verlaten.
25 De Arameeërs lieten Joas zwaargewond achter en vertrokken naar hun land. Toen smeedden Joas' dienaren een samenzwering tegen hem, omdat hij de zoon van de hogepriester Jojada had laten doden. Ze vermoordden hem in zijn bed. Hij werd begraven in de 'Stad van David,' maar niet bij de andere koningen.