21 Zeven dagen lang vierden de Israëlieten in Jeruzalem het Feest van de Ongegiste Broden. Ze waren heel erg blij. De Levieten en de priesters prezen elke dag de Heer met liederen en muziek.
22 Hizkia prees de Levieten, omdat ze hun werk voor de Heer zo goed hadden gedaan. Zeven dagen lang vierde iedereen feest. Ze aten het paaslam, slachtten dieren voor dank-offers voor de Heer en prezen de God van hun voorouders.
23 Toen de zeven dagen voorbij waren, werd er besloten om nóg zeven dagen feest te vieren. Iedereen was heel erg blij.
24 Koning Hizkia gaf aan het volk 1000 stieren en 7000 schapen [ voor alle vlees-offers ]. De bestuurders van het land gaven nóg 1000 stieren en 10.000 schapen. En heel veel priesters maakten zich klaar voor hun werk voor de Heer.
25 Iedereen in Juda vierde feest: de priesters, de Levieten, de Israëlieten en de vreemdelingen die in Juda en Israël woonden en die naar Jeruzalem waren gekomen.
26 Het was een groot feest. Want sinds de tijd dat Salomo, de zoon van David, koning van Israël was, was het feest niet zo uitbundig gevierd als nu.
27 De priesters zegenden het volk en God luisterde naar hen in zijn woning in de hemel. (lees verder)