13 Weten jullie dan niet wat ik en mijn voorvaders hebben gedaan met de volken van alle andere landen? Hebben de goden van die volken hen soms uit mijn macht kunnen redden?
14 Wie van al die goden heeft zijn volk gered? Jullie God zal jullie ook niet kunnen redden!
15 Laat Hizkia jullie dus niet bedriegen. Geloof hem niet. Want als geen enkele god van geen enkel land zijn volk uit mijn macht heeft kunnen redden, dan kan jullie God dat óók niet!"
16 En zo zeiden ze nog veel meer om Hizkia en God te beledigen.
17 Sanherib had ook een brief geschreven waarin hij de Heer, de God van Israël, beledigde. Ook daarin stond: "De God van Hizkia zal zijn volk niet uit mijn macht kunnen redden. Want dat konden de goden van de andere volken ook niet."
18 En ze riepen hun beledigingen luid in het Judees tegen de mannen op de muur, om hen bang te maken. Want ze hoopten daardoor de stad te kunnen veroveren.
19 Ze dachten dat de God van Jeruzalem net zo was als de goden van de andere volken: een beeld dat door mensen is gemaakt.