24 Daarna troostte David zijn vrouw Batseba. Later kreeg ze opnieuw een zoon. Ze noemde hem Salomo. De Heer hield van Salomo.
25 Hij zei tegen de profeet Natan dat hij tegen David moest zeggen dat hij het kind ook Jedidja moest noemen. Dat betekent 'De Heer houdt van hem.'
26 Joab viel Rabba aan, de hoofdstad van de Ammonieten. Hij veroverde de stad.
27 Hij stuurde boodschappers naar David met het bericht: "Ik heb Rabba aangevallen en het deel van de stad veroverd waar het water de stad in komt.
28 Kom met het andere deel van het leger. Dan kunt u daarmee zelf de rest van de stad veroveren. Dan kunt u zelf de eer krijgen voor de verovering van de stad. Want anders zullen de mensen mij prijzen en niet u."
29 Toen verzamelde David zijn mannen, trok naar Rabba en veroverde het.
30 Hij nam de kroon van hun koning mee. Die woog 1 talent [ (30 kilo) ] goud en was versierd met edelstenen. David zette hem zelf op. Ook nam hij een grote buit uit de stad mee.