1 Joab merkte wat de koning van plan was.
2 Daarom liet hij een wijze vrouw uit Tekoa komen. Hij zei tegen haar: "Doe alsof je over iemand treurt. Trek rouwkleren aan en doe je haar slordig, alsof je al heel lang treurt over iemands dood.
3 Ga dan naar de koning en zeg tegen hem wat ik je nu ga zeggen." En Joab zei haar precies wat ze moest zeggen.
4 De vrouw uit Tekoa ging naar de koning. Ze knielde voor hem neer en zei: "Help mij alstublieft, mijn heer de koning!"
5 De koning zei tegen haar: "Wat is er?" Ze antwoordde: "Ik ben weduwe, want mijn man is gestorven.
6 Ik had twee zonen. In het veld kregen ze ruzie met elkaar. Er was niemand om hen uit elkaar te halen. Toen heeft de één de ander gedood.
7 Nu zegt mijn hele familie tegen mij: 'Geef ons die moordenaar. Dan zullen wij hem doden omdat hij zijn broer heeft vermoord.' Zo zullen ze ook de enige zoon die ik nu nog heb, doden. Dan nemen ze mij het kleine beetje vreugde af dat ik nog heb in mijn leven. Want dan zal mijn man geen kinderen meer hebben. Zijn naam zal niet langer bestaan."