17 Absalom zei tegen Husai: "Is dát je trouw aan je vriend? Waarom ben je niet met hem meegegaan?"
18 Husai antwoordde: "Nee, ik wil horen bij de man die door de Heer en door dit volk is uitgekozen. Bij hem zal ik blijven.
19 En bovendien: wie ga ik dienen? Zijn zoon toch? Zoals ik uw vader heb gediend, zo zal ik ook u dienen."
20 Absalom zei tegen Achitofel: "Geef mij raad. Wat gaan we doen?"
21 Achitofel antwoordde Absalom: "Ga naar bed met de bijvrouwen van uw vader. Hij heeft hen achtergelaten om op het paleis te passen. Als u dat doet, zult u uw vader nooit meer onder ogen kunnen komen. Als uw mannen horen wat u heeft gedaan, zullen ze niet langer aarzelen wat ze moeten doen. Ze zullen uw kant kiezen."
22 Ze zetten op het dak van het paleis een tent op voor Absalom. Daar ging hij naar bed met de bijvrouwen van zijn vader. Iedereen zag het.
23 De raad die Achitofel gaf, telde in die tijd even zwaar als wanneer men aan God om raad gevraagd had. Wat hij zei, gebeurde. Dat was zo bij David geweest en zo was het nu bij Absalom.