18 De drie zonen van [ Davids zus ] Zeruja waren daar ook: Joab, Abisaï en Asaël. Asaël was zo snel als een hert in het veld.
19 Hij achtervolgde Abner en gunde hem geen moment rust.
20 Abner draaide zich om en vroeg: "Ben jij dat, Asaël?" Hij antwoordde: "Ja."
21 Toen zei Abner: "Achtervolg liever iemand anders en neem hém zijn wapenrusting af." Maar Asaël wilde niet opgeven.
22 Toen zei Abner opnieuw tegen hem: "Stop alsjeblieft met mij te achtervolgen. Anders moet ik je doden. En hoe zou ik je broer Joab dan nog onder ogen durven komen?" Maar Asaël wilde Abner niet laten gaan.
23 Toen stak Abner hem zó hard met de achterkant van zijn speer in zijn buik, dat hij er aan de andere kant weer uit kwam. Asaël viel neer en stierf. Iedereen die bij de plek kwam waar Asaël lag, bleef staan.
24 Maar Joab en Abisaï achtervolgden Abner. Toen de zon onderging kwamen ze bij de heuvel Amma. Die is aan de oostkant van Gia, langs de weg naar de woestijn van Gibeon.