17 Maar Abisaï kwam David te hulp en doodde de Filistijn. Toen zeiden de mannen van David tegen hem: "U mag niet meer met het leger meegaan, want u mag niet gedood worden. U bent de lamp van de Heer in Israël."
18 Niet lang daarna werd er weer bij Gob gevochten tussen de Filistijnen en de Israëlieten. Sibbechai uit Husa doodde toen Saf, ook een Refaïet.
19 Een andere keer toen er bij Gob tegen de Filistijnen werd gevochten, doodde Elhanan (de zoon van Jaäre-Oregim uit Betlehem) [ de krijger ] Bet-Halachmi, die bij Goliat uit Gat was. Deze had een speer die wel zo groot was als de boom van een weefgetouw.
20 Opnieuw werd er gevochten, dit keer bij Gat. Daar was een enorme man. Hij had aan elke hand zes vingers en aan elke voet zes tenen. Dus 24 vingers en tenen. Ook hij was een Refaïet.
21 Hij daagde Israël uit. Maar Jonatan, de zoon van Davids broer Simea, doodde hem.
22 Deze vier mannen waren alle vier Refaïeten uit Gat. En ze werden alle vier gedood door David en zijn mannen.