19 Een andere keer toen er bij Gob tegen de Filistijnen werd gevochten, doodde Elhanan (de zoon van Jaäre-Oregim uit Betlehem) [ de krijger ] Bet-Halachmi, die bij Goliat uit Gat was. Deze had een speer die wel zo groot was als de boom van een weefgetouw.
20 Opnieuw werd er gevochten, dit keer bij Gat. Daar was een enorme man. Hij had aan elke hand zes vingers en aan elke voet zes tenen. Dus 24 vingers en tenen. Ook hij was een Refaïet.
21 Hij daagde Israël uit. Maar Jonatan, de zoon van Davids broer Simea, doodde hem.
22 Deze vier mannen waren alle vier Refaïeten uit Gat. En ze werden alle vier gedood door David en zijn mannen.