14 David antwoordde: "Dit is allemaal even verschrikkelijk. Maar omdat God goed is, is het beter in de handen van God te vallen, dan in de handen van mensen."
15 Dus liet de Heer de pest op het land los. De ziekte begon de volgende morgen en duurde drie dagen. Vanaf Dan [ in het noorden ] tot Berseba [ in het zuiden ] stierven 70.000 mensen.
16 Toen de engel zijn hand uitstrekte om Jeruzalem te treffen, veranderde de Heer van gedachten. Hij zei tegen de engel: "Zo is het genoeg! Stop nu!" De engel stond op dat moment bij de dorsvloer van de Jebusiet Arauna.
17 Toen David de engel zag staan, riep hij tot de Heer: "Heer, ík heb verkeerd gedaan. Maar deze arme schapen, wat hebben zíj gedaan? Straf alstublieft alleen mij en mijn familie!"
18 Die dag kwam Gad naar David toe en zei tegen hem: "Bouw op de dorsvloer van de Jebusiet Arauna een altaar voor de Heer."
19 David gehoorzaamde Gad en deed wat de Heer hem had bevolen.
20 Toen Arauna de koning met zijn dienaren zag aankomen, kwam hij naar buiten en boog zich diep voor de koning.