8 Na negen maanden en 20 dagen waren ze het hele land doorgetrokken en kwamen weer terug in Jeruzalem.
9 Joab bracht de koning de uitkomst van de telling: Israël had 800.000 mannen die met het leger konden meegaan, Juda 500.000.
10 Maar David kreeg hevig spijt dat hij het volk had laten tellen. En hij zei tegen de Heer: "Dit was heel erg verkeerd van mij. Heer, vergeef het me alstublieft. Ik heb heel erg dwaas gedaan."
11 Toen David 's morgens was opgestaan, zei de Heer tegen Davids profeet Gad:
12 "Ga naar David. Zeg tegen hem: Dit zegt de Heer: Kies op welke manier Ik je zal straffen. Je kan kiezen uit drie dingen."
13 Gad ging naar David en vertelde hem wat de Heer had gezegd. Hij zei tegen hem: "Wilt u zeven jaar lang hongersnood in uw land, of drie maanden vluchten voor vijanden die u achtervolgen, of drie dagen pest in uw land. Denk na en bedenk wat ik moet antwoorden aan Hem die mij heeft gestuurd."
14 David antwoordde: "Dit is allemaal even verschrikkelijk. Maar omdat God goed is, is het beter in de handen van God te vallen, dan in de handen van mensen."