16 Jouw familie en jouw koningschap zullen altijd blijven bestaan. Altijd zal één van jouw zonen koning zijn."
17 En Natan zei dit tegen David, precies zoals hij het van God had gehoord.
18 Toen ging koning David de tent binnen. Hij knielde neer voor de Heer en zei: "Heer, U heeft zóveel voor mij gedaan! Mijn familie en ik hebben dat helemaal niet verdiend!
19 En U vond dit nog niet eens genoeg, Heer. Daarom heeft U tegen mij ook gesproken over de verre toekomst. En wat U zegt, gebeurt.
20 Wat kan ik nog tegen U zeggen? U kent mij, Heer.
21 U heeft mij al deze grote dingen beloofd omdat U graag goed voor mij wil zijn. En U houdt U altijd aan uw woord.
22 U bent geweldig, Heer! Uit alles wat we zelf hebben gehoord weten we zeker: niemand is als U. Er is geen andere God dan U.