7 En David nam de gouden schilden van de aanvoerders van Hadadezer mee naar Jeruzalem.
8 Uit Betach en Berotai, steden van Hadadezer, nam hij heel veel koper mee.
9 Koning Toï van Hamat hoorde dat David het hele leger van Hadadezer had verslagen.
10 Toen stuurde hij zijn zoon Joram naar koning David om hem de groeten te doen. En hij feliciteerde David ermee dat hij Hadadezer had verslagen. Want Hadadezer was een vijand van Toï geweest. Hij bracht allerlei zilveren, gouden en koperen geschenken mee.
11 Die gaf koning David aan de Heer. Dat deed hij ook met het zilver en het goud dat hij had meegenomen van de volken die hij had overwonnen:
12 van Aram, Moab, de Ammonieten, de Filistijnen en Amalek. Ook de buit van koning Hadadezer van Zoba gaf hij aan de Heer.
13 Toen David terugkwam van zijn overwinning op Aram, werd hij nog beroemder doordat hij in het Zoutdal 18.000 Edomieten versloeg en doodde.