3 Toen vroeg de koning hem: "Is er soms nog iemand overgebleven van de familie van Saul? Dan wil ik goed voor hem zijn." Ziba antwoordde: "Er is nog een zoon van Jonatan. Hij heeft kreupele voeten."
4 De koning vroeg: "Waar woont hij?" Ziba antwoordde de koning: "Hij woont bij Machir, de zoon van Ammiël in Lodebar."
5 Toen liet koning David hem bij Machir ophalen.
6 Zo kwam Mefiboset bij David. Hij liet zich voor David op de grond vallen en boog zich diep. David zei: "Mefiboset!" Hij antwoordde: "Ja, heer."
7 David zei tegen hem: "Wees niet bang, want ik zal goed voor je zijn vanwege [ mijn vriendschap met ] je vader Jonatan. Ik zal je alle akkers van je grootvader Saul teruggeven. En je mag steeds bij mij aan tafel eten."
8 Mefiboset boog en zei: "Ik verdien het niet dat u zich bezighoudt met een dode hond als ik!"
9 Toen liet de koning de dienaar Ziba weer komen. Hij zei tegen hem: "Alles wat van je heer Saul en zijn familie is geweest, geef ik aan de kleinzoon van je heer.