8 De geleerden kwamen naar de koning. Maar niemand van hen kon lezen wat er op de muur stond of uitleggen wat het betekende.
9 Koning Beltsazar was doodsbang en zag lijkwit. Zijn ministers werden er bang van.
10 Toen kwam de moeder van de koning de feestzaal binnen. Ze zei: "Mijn heer de koning, leef in eeuwigheid! U hoeft niet zo bang te zijn en zo wit te worden.
11 Want er is een man in uw koninkrijk in wie de geest van de heilige goden woont. In de tijd dat uw [ groot ]vader nog koning was, was hij bekend als een zeer wijs man. Want hij is zo wijs en verstandig als de goden. Uw [ groot ]vader Nebukadnezar had hem tot hoofd van de geleerden, tovenaars en waarzeggers gemaakt.
12 Dat was omdat hij zo wijs en verstandig was, dromen kon uitleggen en elk raadsel kon oplossen. Ik bedoel Daniël. Uw [ groot ]vader Nebukadnezar noemde hem Beltsazar. Laat Daniël roepen. Híj zal u uitleggen wat die woorden betekenen."
13 Toen werd Daniël bij de koning geroepen. De koning zei tegen hem: "Ben jij de Daniël die hoort bij de mensen die door mijn [ groot ]vader als gevangenen uit Juda hier gebracht zijn?
14 Ik heb over jou horen zeggen dat de geest van de goden in je woont en dat je bijzonder wijs en verstandig bent.