5 Ik geef toe dat wij veel verkeerde dingen hebben gedaan. We hebben niet geleefd zoals U het wil. We zijn U ongehoorzaam geweest. We hebben ons niet aan uw wetten en leefregels willen houden.
6 We hebben niet willen luisteren naar wat uw profeten hebben gezegd tegen ons, onze koningen, onze leiders, onze ouders en ons hele volk.
7 U bent eerlijk en rechtvaardig, Heer. Maar wij zouden ons over onszelf moeten schamen: alle mannen van Juda, de bewoners van Jeruzalem, het hele volk van Israël, alle Israëlieten die dichtbij of ver weg wonen in de landen waar U hen naartoe heeft gejaagd omdat ze ontrouw aan U waren.
8 Heer, wij, onze koningen, onze leiders en onze ouders kunnen ons alleen maar over onszelf schamen. Want we hebben verkeerd tegen U gedaan.
9 Maar U, onze Heer God, bent goed en vergevend, ook al zijn we U ongehoorzaam geweest.
10 We hebben niet geleefd volgens de wetten en leefregels die U ons door uw profeten heeft gegeven.
11 Heel Israël is ongehoorzaam aan U geweest en heeft niet naar U willen luisteren. Daarom heeft U de vervloeking over ons laten komen die staat opgeschreven in de wet van uw dienaar Mozes. Alles wat U daarin gezworen heeft, is met ons gebeurd.