8 Heer, wij, onze koningen, onze leiders en onze ouders kunnen ons alleen maar over onszelf schamen. Want we hebben verkeerd tegen U gedaan.
9 Maar U, onze Heer God, bent goed en vergevend, ook al zijn we U ongehoorzaam geweest.
10 We hebben niet geleefd volgens de wetten en leefregels die U ons door uw profeten heeft gegeven.
11 Heel Israël is ongehoorzaam aan U geweest en heeft niet naar U willen luisteren. Daarom heeft U de vervloeking over ons laten komen die staat opgeschreven in de wet van uw dienaar Mozes. Alles wat U daarin gezworen heeft, is met ons gebeurd.
12 U heeft met ons en onze leiders gedaan wat U heeft gezegd. Zo is deze grote ramp over Jeruzalem gekomen. Geen enkel ander volk is ooit door zó'n grote ramp getroffen.
13 Alle rampen die in de wet van Mozes staan, zijn ons overkomen. We hebben niet geprobeerd uw straf te voorkómen door te stoppen met de slechte dingen die we deden. We zijn niet gaan leven zoals U het wil.
14 Daarom heeft U ons gestraft met deze rampen. U bent eerlijk en rechtvaardig in alles wat U doet, ook toen U ons strafte. Want we wilden U niet gehoorzamen.