4 Toen begonnen zij het volk van Juda te ontmoedigen. Ze vielen hen aan tijdens het bouwen, om hen bang te maken. Ze hoopten dat de bouw zou stoppen.
5 Ze kochten zelfs raadgevers van Kores om. Zij moesten koning Kores de raad geven om het werk aan de tempel te laten ophouden. Want ze wilden niet dat de tempel herbouwd zou worden. Dit duurde zolang Kores koning van Perzië was, tot Darius koning van Perzië werd.
6 Toen Ahasveros koning van Perzië werd, stuurden ze hem een brief waarin ze bezwaar maakten tegen de herbouw van Jeruzalem.
7 En toen na hem zijn zoon Artasasta koning werd, schreven Bislam, Mitredat, Tabeël en de andere ambtenaren hem ook weer een brief. De brief was in het Aramees, met een vertaling erbij.
8 en
9 Er stond in: "Deze brief is geschreven door uw dienaren in de provincie ten zuiden van de Rivier , namelijk door Rehum de bestuurder van die provincie [ (= Samaria) ], zijn schrijver Simsai, en de andere ambtenaren en rechters van de provincie ten zuiden van de Rivier.
10 en