16 Toen vierden de Israëlieten, de priesters, de Levieten en alle anderen die uit Babel waren teruggekomen een groot feest. Op dat feest werd de tempel van God plechtig in gebruik genomen.
17 Ze offerden 100 stieren, 200 mannetjes-schapen en 400 lammetjes. Ook offerden ze twaalf mannetjes-geiten om vergeving te vragen voor alles wat Israël verkeerd had gedaan tegen God: voor elke stam één geit.
18 De priesters en Levieten werden in groepen ingedeeld. Die groepen moesten om de beurt dienst doen in de tempel van de God die in Jeruzalem woont, zoals Mozes had bevolen.
19 Op de 14e dag van de eerste maand vierden de mensen die uit Babel waren teruggekomen het Paasfeest .
20 Want tegen die tijd hadden alle priesters en Levieten zich klaargemaakt voor de Heer. Ze slachtten het paaslam voor alle mensen die uit Babel waren teruggekomen. Ook voor de priesters en zichzelf.
21 Niet alleen de Judeeërs die teruggekomen waren uit Babel aten het paaslam, maar ook een groot aantal mensen van andere volken die in Juda woonden. Zij wilden voortaan niet meer hun eigen goden dienen. Ze wilden voortaan de Heer, de God van Israël, aanbidden.
22 Daarna vierden ze zeven dagen lang het Feest van de Ongegiste Broden. Ze waren heel erg blij. Want de Heer had ervoor gezorgd dat de koning van Assur wilde meewerken aan de herbouw van de tempel van de God van Israël.