1 In het begin was er op de hele aarde maar één taal.
2 Toen de mensen naar het oosten trokken, kwamen ze bij een vlakte in het land Sinear. Daar gingen ze wonen.
3 Ze zeiden tegen elkaar: "Laten we van klei bouwstenen bakken." Ze bouwden ermee en metselden ze met asfalt op elkaar.
4 Toen zeiden ze: "Laten we een stad bouwen met een toren waarvan de top tot in de hemel komt. Laten we er zo voor zorgen dat iedereen ontzag voor ons heeft. Dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken."
5 Toen kwam de Heer vanuit de hemel naar de aarde. Hij wilde de stad en de toren bekijken die de mensen aan het bouwen waren.