16 Maar de kinderen van jouw achter-kleinkinderen zullen hier terugkomen. Want pas dan zullen de Amorieten [ die hier wonen ] zóveel verschrikkelijke dingen hebben gedaan, dat de maat vol is. Dan zal Ik hen straffen [ en hun land aan jouw familie geven ]."
17 De zon was ondergegaan en het was donker geworden. Toen gingen er een dikke rookwolk en een vuurvlam tussen de stukken [ van de dieren ] door. Het leek op de rook van een rokende oven en op het vuur van een brandende fakkel.
18 Zo sloot de Heer die dag een verbond met Abram en Hij zei: "Ik zal dit land aan jouw familie geven. Vanaf de Beek van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat zal het van jou zijn.
19 Ik geef je het land van de Kenieten, de Kenizieten,
20 de Kadmonieten, de Hetieten, de Perezieten, de Refaïeten,
21 de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten."