11 Verder zei de Engel tegen haar: "Je bent in verwachting en je zal een zoon krijgen. Je moet hem Ismaël [ (= 'God hoort') ] noemen, want de Heer heeft gehoord hoe verdrietig je bent.
12 Je zoon zal sterk zijn, maar brutaal. Hij zal met iedereen ruzie maken. Hij zal wel bij zijn familie wonen, maar hij zal zijn eigen gang gaan."
13 Toen noemde Hagar God 'de God die ziet.' Ze zei: "Ik zocht Hem niet, maar Hij zocht míj wel!"
14 Daarom noemen de mensen die bron sindsdien 'Lachai-Roï' [ (= 'bron voor de Levende God die mij ziet') ]. Die bron is tussen Kades en Bered.
15 En Hagar kreeg een zoon. Abram noemde hem Ismaël.
16 Abram was 86 jaar toen Ismaël werd geboren.