32 Lea raakte in verwachting en kreeg een zoon. Ze noemde hem Ruben [ (= 'kijk, een zoon!') ]. Want ze zei: "De Heer heeft mijn ellende gezien. Nú zal mijn man van mij houden."
33 Ze raakte weer in verwachting en kreeg weer een zoon. En ze zei: "De Heer heeft gehoord dat mijn man niet van mij houdt. Daarom heeft Hij mij nóg een zoon gegeven." Ze noemde hem Simeon [ (= 'God luistert') ].
34 Ze raakte weer in verwachting en kreeg nóg een zoon. En ze zei: "Nu zal mijn man van mij gaan houden, omdat ik hem drie zonen heb gegeven." Daarom noemde ze hem Levi [ (= 'vriend') ].
35 Ze raakte weer in verwachting en kreeg nóg een zoon. En ze zei: "Nu zal ik de Heer prijzen." Daarom noemde ze hem Juda [ (= 'lofprijs') ]. Toen kreeg ze geen kinderen meer. (lees verder)