10 Dit zijn de zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van zijn vrouw Ada, en Rehuël, de zoon van zijn vrouw Basmat.
11 Elifaz kreeg zonen: Teman, Omar, Zefo, Gaëtam en Kenaz.
12 Elifaz' bijvrouw heette Timna. Zij kreeg een zoon: Amalek. Dat waren [ dus ] de kleinzonen van Ezau's vrouw Ada.
13 Rehuël kreeg zonen: Nahat, Zera, Samma en Mizza. Dat waren dus de kleinzonen van Ezau's vrouw Basmat.
14 Ezau's vrouw Oholibama kreeg ook zonen. Zij was de dochter van Ana, die een dochter was van Zibeon. Ze kreeg drie zonen: Jehus, Jaëlam en Korach.
15 Ezau's kleinzonen werden koningen. De zonen van Ezau's oudste zoon Elifaz zijn de koningen Teman, Omar, Zefo,
16 Kenaz, Korach, Gaëtam en Amalek. Dat waren de koningen van Elifaz in het land Edom. Zij waren de kleinzonen van Ada.