3 en Basmat, de dochter van Ismaël. Basmat was een zus van Nebajot.
4 Ada kreeg een zoon: Elifaz. Basmat kreeg ook een zoon: Rehuël.
5 Oholibama kreeg drie zonen: Jehus, Jaëlam en Korach. Dit waren de zonen die Ezau in Kanaän kreeg.
6 En Ezau vertrok met zijn vrouwen, zijn zonen, zijn dochters en al zijn mensen, al zijn vee, al zijn dieren en alles wat hij in Kanaän had gekregen. Hij ging weg bij zijn broer Jakob en vertrok naar een ander land.
7 Want ze hadden te veel vee om bij elkaar te kunnen wonen. Hun kudden waren zó groot, dat er in het land waar ze rondtrokken niet genoeg gras was voor alle dieren.
8 Daarom ging Ezau in de bergen van Seïr wonen. Ezau wordt ook Edom genoemd.
9 Dit is de familie van Ezau, de voorvader van de Edomieten, die in de bergen van Seïr wonen.