18 Ze zagen hem al van ver aankomen. Maar voordat hij bij hen was, bedachten ze een plan om hem te doden.
19 Ze zeiden tegen elkaar: "Daar komt die meesterdromer.
20 Laten we hem vermoorden en in één van de putten gooien. We zullen zeggen dat een wild dier hem heeft opgegeten. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen terechtkomt."
21 Toen Ruben dit hoorde, wilde hij Jozef redden. Hij zei: "Laten we hem niet doden.
22 Jullie mogen geen bloed vergieten. Gooi hem in deze put in de woestijn, maar dood hem niet." Want hij was van plan hem te redden en naar zijn vader terug te brengen.
23 Toen Jozef bij zijn broers kwam, rukten ze hem de mooie gekleurde mantel af die hij aan had.
24 Ze grepen hem en gooiden hem in de put. Die was leeg: er stond geen water in.