4 Het hoofd van de lijfwacht gaf Jozef de opdracht voor hen te zorgen. Zo zaten ze daar een tijd in de gevangenis.
5 Op een keer kregen de wijnschenker en de bakker in dezelfde nacht een droom. Ze hadden ieder een eigen droom, met een eigen betekenis.
6 Toen Jozef 's morgens bij hen kwam, zag hij dat ze somber waren.
7 Hij vroeg hen: "Waarom kijken jullie vandaag zo somber?"
8 Ze antwoordden: "We hebben een droom gehad en er is niemand die hem kan uitleggen." Toen zei Jozef tegen hen: "Alleen God kan dromen uitleggen. Vertel me eens wat jullie hebben gedroomd."
9 De wijnschenker vertelde aan Jozef wat hij had gedroomd. Hij zei: "In mijn droom zag ik een wijnstruik voor me staan.
10 Daaraan zaten drie takken. Er kwamen blaadjes aan. Onmiddellijk kwamen er ook bloesems aan en daarna trossen met rijpe druiven.