17 Hij stierf toen hij 895 jaar was.
18 Toen Jered 162 jaar was, kreeg hij een zoon: Henoch.
19 Nadat Henoch was geboren, leefde Jered nog 800 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters.
20 Hij stierf toen hij 962 jaar was.
21 Toen Henoch [ (= 'toegewijd') ] 65 jaar was, kreeg hij een zoon: Metusala.
22 Nadat Metusala [ (= 'als hij gestorven is, zal het gebeuren') ] was geboren, leefde Henoch nog 300 jaar lang met God. Hij kreeg nog meer zonen en dochters.
23 Hij werd 365 jaar.