4 Hij is trots. Hij is slecht van binnen. Maar iemand die leeft zoals Ik het wil, zal in leven blijven door zijn geloof in Mij.
5 Maar de vijand, die dronkenlap, is trots. Hij blijft niet thuis, maar verslindt de volken. Hij lijkt op de dood: hij blijft mensen verslinden en heeft nooit genoeg. Hij verzamelt volken en landen.
6 Maar die landen en volken zullen spotliedjes en raadseltjes over hem maken. Ze zullen zeggen: 'Wacht maar. Nu verzamel je nog rijkdommen die niet van jou zijn. Maar hoelang zal dat nog goed gaan?
7 Nu bijt je nog. Maar straks word je plotseling teruggebeten. Straks word jíj aangevallen en dan zul jíj de buit zijn!'
8 Omdat jij zoveel volken hebt beroofd, zullen de volken die zijn overgebleven, jóu beroven. Dat zal gebeuren omdat je zoveel onschuldige mensen hebt gedood. Omdat je het land en de stad en alle bewoners zoveel verschrikkelijke dingen hebt aangedaan.
9 Het zal slecht met je aflopen! Want je bent verschrikkelijk hebzuchtig geweest. Met je rijkdom heb je je stad versterkt. Zo dacht je zo veilig te zijn als een adelaar die zijn nest hoog op de rotsen heeft gebouwd.
10 Maar door zoveel volken te vernietigen, heb je je eigen volk te schande gemaakt. Je verdient de doodstraf.