6 Hij stond op en verdeelde de aarde.Hij keek rond en deed de volken beven.De eeuwenoude bergen werden verpletterd.De eeuwenoude heuvels stortten in.Hij bepaalt de geschiedenis.
7 Ik zag de tenten van Kusan en van Midian schudden in de wind.
8 Heer, was U kwaad op de rivieren of op de zee,dat U kwam aanrazen op uw paarden en uw overwinnende strijdwagens?
9 U hield de boog al gespannen.U hield Zich aan uw beloften die U aan de stammen had gedaan.U heeft de rivieren van de aarde in tweeën gespleten.
10 Toen de bergen U zagen, schudden zij.De afgrond bulderde en de golven rezen hoog op.
11 De zon en de maan stonden stil.Snel als het licht flitsten uw pijlen, bliksemde uw speer.
12 Woedend trok U door het land en strafte U de volken.