7 Want mijn volk blijft koppig en ongehoorzaam en wil niet naar Mij luisteren. Ze roepen Mij nu wel om hulp, maar nu zal Ik ook niet naar hén willen luisteren.
8 Maar het doet Mij zoveel pijn om jullie niet te helpen! Hoe kan Ik jullie laten vernietigen zoals Adama en Zeboïm vernietigd zijn? Mijn hart draait zich om in mijn binnenste. Ik zou het zó graag anders doen!
9 Maar hoe kan Ik jullie níet straffen? Kan ik soms ánders doen dan jullie vernietigen? Want Ik ben God en geen mens. Ik ben jullie Heilige God! Zou Ik daarom de stad niet binnen komen?
10 Later zullen jullie Mij volgen. Ik zal brullen als een leeuw. En wanneer Ik brul, zullen mijn zonen bevend van over de Grote Zee [ (= de Middellandse Zee) ] komen.
11 Ze zullen zo bevend [ van vermoeidheid ] als een trekvogeltje terugkomen uit Egypte, bevend als een duif terugkomen uit Assur. Dan zal Ik ervoor zorgen dat ze weer in hun eigen land kunnen wonen, zegt de Heer."