1 [ De Heer zegt: ] "Blaas alarm op de ramshoorn! Als een adelaar stort de vijand zich op mijn volk. Want mijn volk heeft zijn verbond met Mij verbroken. Ze wilden zich niet aan mijn wetten en leefregels houden.
2 Ze zullen uitroepen: 'Mijn God! Wij, Israël, kennen U toch? [ Waarom gebeurt dit dan? ]'
3 Maar intussen willen ze niet kiezen voor dat wat goed is. Daarom komt de vijand eraan.
4 Ze hebben mannen tot koning gemaakt, maar Ik had hun die koningen niet gegeven. Ze hebben leiders aangewezen, maar zonder mijn toestemming. En van hun zilver en goud hebben ze godenbeelden gemaakt. Daarom zullen ze vernietigd worden.