29 Mijn woorden zijn immers als een vuur, zegt de Heer. Ze zijn als een hamer die rotsen stukslaat.
30 Maar die profeten doen maar alsof Ik tot hen gesproken heb. Ze praten elkaar na. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen.
31 Ze profeteren iets en beweren dat het mijn woorden zijn. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen.
32 Hun dromen zijn bedrog, zegt de Heer. Ze vertellen die om mijn volk te bedriegen. Ze kramen alleen maar leugens en onzin uit. Ik heb hen niet gestuurd en hun geen opdracht gegeven om te spreken. De mensen hebben helemaal niets aan hen, zegt de Heer. Let op, Ik zal hen daarvoor straffen."
33 [ De Heer zei: ] "Jeremia, wanneer iemand van het volk, van de profeten of van de priesters aan je vraagt, 'Jeremia, waarmee valt de Heer ons nu weer lastig?' dan moet je zeggen: 'Lastig vallen? Nee, júllie zijn lastig! Daarom zal de Heer jullie verlaten, zegt de Heer.'
34 Iedereen die zegt: 'De Heer valt ons lastig,' zal door Mij worden gestraft, samen met alle mensen in zijn huis.
35 Ik wil dat jullie voortaan tegen elkaar zeggen: 'Wat heeft de Heer geantwoord?' of: 'Wat heeft de Heer tegen je gezegd?'