19 Ik gaf hem aan de Farao, de koning van Egypte, met al zijn dienaren, zijn leiders en zijn hele volk.
20 Ik gaf hem aan alle volken: alle koningen van Uz, alle koningen van de Filistijnen, namelijk die van Askelon, Gaza, Ekron en wat er over was van Asdod.
21 Ik gaf hem aan Edom, Moab en de Ammonieten.
22 Aan alle koningen van Tyrus, alle koningen van Sidon en de koningen van de landen langs de kust aan de overkant van de zee.
23 Aan Dedan, Tema, Buz, alle volken die de hoeken van hun haar afscheren.
24 Aan alle koningen van de Arabische volken die in de woestijn wonen.
25 Aan alle koningen van Zimri, alle koningen van Elam en alle koningen van Medië.