25 Aan alle koningen van Zimri, alle koningen van Elam en alle koningen van Medië.
26 Aan alle koningen van het noorden, dichtbij of ver weg. Alle koninkrijken op aarde moesten ervan drinken, de één na de ander. En tenslotte de koning van Babel.
27 [ De Heer zei tegen mij: ] "Zeg nu tegen hen: 'Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Drink en word zó dronken dat je ervan braken moet. Zó dronken dat je neervalt en nooit meer opstaat. Want Ik stuur verschrikkelijke oorlogen op jullie af!'
28 Als ze weigeren te drinken, zeg dan tegen hen: 'Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Jullie moéten drinken!
29 Want zelfs mijn eigen stad Jeruzalem moet ervan drinken. Ook Jeruzalem zal gestraft worden. Zou Ik jullie dan vrijspreken? Nee, Ik zal jullie niet vrijuit laten gaan. Ik laat oorlog komen over alle bewoners van de aarde, zegt de Heer van de hemelse legers.'
30 Zeg dit allemaal tegen hen. Zeg ook: 'De Heer zal brullen als een leeuw. Vanuit zijn heilige huis in de hemel zal Hij luid brullen tegen Jeruzalem, de plaats waar Hij woont. Hij zal schreeuwen als iemand die in de druivenpers de druiven trapt. Hij zal roepen tegen alle bewoners van de aarde.
31 Het geluid van zijn stem zal over de hele aarde te horen zijn. Want de Heer begint een rechtszaak tegen de volken. Hij zal iedereen oordelen. En Hij zal iedereen doden die zich niets van Hem aantrekt.