1 Een mens wordt geborenen leeft een kort leven vol zorgen en verdriet.
2 Hij lijkt op een bloem die even bloeit en dan weer doodgaat.Hij lijkt op een schaduw die voorbijglijdt en verdwijnt.
3 Waarom besteedt U aan zo'n onbelangrijk mens uw tijd?U begint een rechtszaak tegen mij!
4 Maar er kan toch nooit iets zuivers voortkomen uit iets wat onzuiver is?Waarom verwacht U dat dan wel van mij?
5 Eerst heeft U bepaald hoelang ik leef.U heeft bepaald hoeveel maanden mijn leven zal tellen.U heeft de grenzen van mijn leven vastgesteld.
6 Laat mij dan nu met rust, Heer,en let niet aldoor op mij.Laat mij weer rustig van mijn dagen genieten,zoals een knecht rustig geniet van zijn werk.
7 Voor een omgehakte boom is er altijd nog hoop.Er zullen weer nieuwe takjes uit de stronk groeien.Er komen altijd wel weer nieuwe blaadjes aan.