4 Ze plukken er bladeren en vruchtenen eten plantenwortels.
5 Ze worden uit de dorpen weggejaagd.Ze worden uitgescholden voor dieven.
6 Ze wonen in holen en rotsspletenlangs drooggevallen rivieren.
7 Ze schreeuwen als dieren tussen de struiken,en schuilen in groepen onder de doornstruiken.
8 Het zijn domme, oneerlijke mensendie uit het land worden weggejaagd.
9 Maar nu zingen zelfs zij spotliedjes over mij.Ze zitten aldoor over mij te praten.
10 Ze vinden me vies en blijven ver bij me vandaan.Ze spugen me in mijn gezicht.