5 Ze worden uit de dorpen weggejaagd.Ze worden uitgescholden voor dieven.
6 Ze wonen in holen en rotsspletenlangs drooggevallen rivieren.
7 Ze schreeuwen als dieren tussen de struiken,en schuilen in groepen onder de doornstruiken.
8 Het zijn domme, oneerlijke mensendie uit het land worden weggejaagd.
9 Maar nu zingen zelfs zij spotliedjes over mij.Ze zitten aldoor over mij te praten.
10 Ze vinden me vies en blijven ver bij me vandaan.Ze spugen me in mijn gezicht.
11 Want God heeft me aan het wankelen gebracht,als een tent waarvan de touwen zijn losgemaakt.Nu gaan ze tegen me tekeer, zonder zich in te houden.