8 Het zijn domme, oneerlijke mensendie uit het land worden weggejaagd.
9 Maar nu zingen zelfs zij spotliedjes over mij.Ze zitten aldoor over mij te praten.
10 Ze vinden me vies en blijven ver bij me vandaan.Ze spugen me in mijn gezicht.
11 Want God heeft me aan het wankelen gebracht,als een tent waarvan de touwen zijn losgemaakt.Nu gaan ze tegen me tekeer, zonder zich in te houden.
12 De jongelui staan om me heenen schoppen mijn voeten onder me weg.Ze maken plannen om mij kwaad te doen.
13 Ze maken me het leven nog moeilijker dan het al is.En dat terwijl ze zelf van niemand hulp hoeven te verwachten.
14 Met z'n allen vallen ze me aan,als een leger dat de stadsmuur heeft vernielden nu als een vloedgolf de stad binnenstroomt.