6 Hij laat het sneeuwen op aarde.Hij laat de stortregen neerkletteren.
7 De mensen kunnen niet verder werken.Ze begrijpen dat Hij die dingen doet.
8 De dieren zoeken een schuilplaatsen kruipen weg in hun holen.
9 De storm komt uit Gods voorraadkamer.De wind brengt kou mee.
10 Door de adem van God bevriest het water.Rivieren veranderen in ijs.
11 Ook maakt Hij de wolken zwaar van water.Het zonlicht splijt de wolken weer uiteen.
12 De zon schijnt over de hele aardeen doet wat Hij beveelt.