15 Toen liet ze hen aan een touw door het raam naar beneden zakken. Want haar huis stond bovenop de stadsmuur.
16 En ze zei tegen hen: "Ga naar de bergen. Dan is er geen kans dat jullie je achtervolgers tegenkomen. Verberg je daar drie dagen, totdat ze hier weer zijn teruggekomen. Daarna kunnen jullie gaan waar jullie willen."
17 De mannen zeiden tegen haar: "We zullen ons aan onze belofte houden. Maar dan moet je wel doen wat we nu zeggen.
18 Als we het land binnen komen, moet je dit rode touw uit het raam hangen waardoor je ons naar beneden hebt laten zakken. Zorg dat je vader en moeder, je broers en zussen en je hele familie bij jou in huis zijn.
19 Als iemand van hen je huis uitgaat, zal het zijn eigen schuld zijn als hij wordt gedood. Maar wij zijn dan onschuldig. Maar als iemand wordt gedood terwijl hij bij jou in huis is, dan zullen wij schuldig zijn aan zijn dood.
20 Maar als je ons verraadt, hoeven we ons niet aan onze belofte te houden."
21 Ze antwoordde: "Afgesproken," en liet hen vertrekken. Het rode touw bond ze aan het raam.